Over de waarde van eindtoetsing in het basisonderwijs

Inleiding
In april 2022 hebben veel achtstegroepers zich over één van de vijf verschillende eindtoetsen gebogen. Traditiegetrouw werd er ook dit jaar veel discussie gevoerd over de waarde van een eindtoets. Wordt er niet te vroeg geselecteerd? Wat zegt een eindtoets over een leerling? Het zijn terechte vraagstukken. Echter, daar waar argumenten die de waarde van de eindtoets ter discussie stellen breed gedeeld worden, worden argumenten die de waarde van de eindtoets belichten beduidend minder benoemd. Bovendien blijkt in de praktijk dat sommige tegenargumenten gebaseerd zijn op misconcepties of (onterechte) aannames. Voor een goede discussie is het vanzelfsprekend van belang om ook de (meer)waarde van eindtoetsen te belichten.

 

In de volgende uitgave van Examens (2022-3 van 16 september 2022) zal het volledige artikel over dit onderwerp worden gepubliceerd. In dit artikel wordt ingegaan op de achtergrond van de eindtoetsen, de mogelijke bijdrage die eindtoetsen kunnen leveren aan het vergroten van de kansengelijkheid, en op enkele misconcepties die er leven ten aanzien van eindtoetsing. In deze beknopte versie van het artikel worden alvast enkele misconcepties gepresenteerd en toegelicht.

 

Misconcepties en aannames
In de discussie over de waarde van eindtoetsen komen met regelmaat enkele misconcepties en aannames naar voren. Drie hiervan werken we hier uit.

 

  1. Bij de eindtoets is sprake van een relatieve normering, hierdoor krijgt ieder jaar een eenzelfde percentage leerlingen een specifiek toetsadvies.
    Dit is niet het geval. Bij een relatieve normering is het toetsadvies van een leerling afhankelijk van de prestaties van andere leerlingen die de eindtoets hebben gemaakt. Echter, de basis van de normering van eindtoetsen is het doorstroomonderzoek. Het is daarmee van tevoren niet te bepalen welk percentage leerlingen een specifiek toetsadvies zal behalen of wat de gemiddelde standaardscore zal zijn. Dat desalniettemin gevonden wordt dat door de tijd heen percentages behaalde toetsadviezen redelijk gelijk zijn, valt prima te verklaren (voorlopige schooladviezen zijn bijvoorbeeld ook constant over jaren), maar is niet veroorzaakt door een normering die daarop aanstuurt.
     
  2. De eindtoets selecteert te vroeg.
    De discussie rondom vroege selectie wordt vaak verbonden aan de discussie rondom de waarde van eindtoetsing. Het is daarbij goed om te realiseren dat het niet de eindtoets is die vroeg selecteert. Het moment van selecteren in het Nederlandse onderwijs, en daarmee de opbouw van het onderwijsstelsel, zijn grote maatschappelijke vraagstukken die veel verder gaan dan het daadwerkelijke instrument dat voor dat selectiemoment wordt gebruikt. Bovendien, wanneer er wellicht later in de onderwijsloopbaan zal worden geselecteerd (bijvoorbeeld na het tweede of derde leerjaar in het voortgezet onderwijs) kan en zal er nog steeds discussie plaatsvinden over welk type informatie de basis mag vormen voor die selectie.
     
  3. De eindtoets werkt kansenongelijkheid in de hand.
    De eindtoets kan gebruikt worden om op een objectieve en betrouwbare wijze informatie te krijgen over het best passend vervolgonderwijs. Het hebben van een objectief gegeven, naast het eigen oordeel, kan bijdragen aan het maken van juiste inschattingen (Brown & Hattie, 2012). Aan gestandaardiseerde toetsen als de eindtoets wordt daarom de emancipatoire functie toegekend (Mertens, 2016; Van Heek, 1968). Deze emancipatorische functie zorgt ervoor dat de eindtoets juist kan bijdragen aan kansengelijkheid. De eindtoetsen bieden aanvullende, objectieve informatie die de leerkracht kan helpen om te komen tot een passend schooladvies. Feit is echter wel dat de mate waarin leraren ervan overtuigd zijn dat het afnemen van gestandaardiseerde toetsen relevant is voor het voorkomen van kansenongelijkheid, de manier waarop zij daarvan gebruikmaken sterk beïnvloedt (Brown & Hattie, 2012; Van Vijfeijken et al., 2020). De mate waarin de eindtoets bijdraagt aan het voorkomen van kansenongelijkheid is met andere woorden niet afhankelijk van de toets, maar van de wijze waarop omgegaan wordt met de resultaten op de toets.
     

Referenties     

  • Brown, G. & Hattie, J. (2012). The benefits of regular standardized assessment in childhood education: Guiding improved instruction and learning. In S. Suggate & E. Reese (Eds.), Contemporary debates in child development and education (pp. 287–292). London: Routledge.  
  • Mertens, F.J.H. (2016). ‘Vijven en Zessen’ van Prof. Adriaan de Groot een boekje dat geschiedenis maakte. Oisterwijk: Wolf Legal Publishers (WLP).
  • Van Heek, F. (1968). Het verborgen talent. Milieu schoolkeuze en schoolgeschiktheid. Meppel: Boom.
  • Van Vijfeijken, M. & Van Schilt-Mol, T. (2020). Gelijke kansen door gestandaardiseerde toetsen: wat vindt de leraar? Tijdschrift voor Lerarenopleiders 41(4), 302-312.

 

Wet doorstroomtoetsen
Vanaf schooljaar 2023-2024 zullen er geen ‘eindtoetsen’ meer zijn die worden afgenomen in april, maar wordt in februari de zogenoemde ‘doorstroomtoets’ afgenomen. Concreet betekent dit het volgende:

  • De toetsen worden minder gezien als afsluitende toets van het basisonderwijs. Door de toets in februari af te nemen (ongeveer vergelijkbaar met de midden toetsen in de klassen 3 t/m 7), is er ook na de toets nog veel ruimte iets te doen met de resultaten uit de toets.
  • Er komt een vaste aanmeldweek voor het voortgezet onderwijs (de week voor 1 april).
  • In de huidige situatie krijgen de leerlingen rond januari/februari het schooladvies, moeten zij zich rond maart aanmelden voor een middelbare school en maken ze in april de eindtoets waarvan ze in mei de uitslag ontvangen. In de huidige wet moeten scholen het schooladvies heroverwegen als leerlingen een hoger toetsadvies hebben, maar doordat de aanmeldingen dan al rond zijn, levert het daadwerkelijke bijstellen soms hele praktische bezwaren op (een leerling kan bijvoorbeeld dan niet meer terecht op zijn/ haar voorkeursschool). In de nieuwe wet is het uitgangspunt ‘verplicht bijstellen tenzij’. Dit betekent concreet dat een schooladvies in principe naar boven bijgesteld moet worden bij een hoger toetsadvies. De school kan gemotiveerd hiervan afwijken, als zij dit niet in het belang van de leerling acht. Bijstellen naar beneden mag nog steeds niet. Door de vaste aanmeldweek en de nieuwe planning van de doorstroomtoets, hebben scholen de tijd om het schooladvies eventueel bij te stellen op basis van het toetsadvies en hebben leerlingen de gelegenheid zich voor de voorkeursschool aan te melden.
  • Het College voor Toetsen en Examens is in de nieuwe wet verantwoordelijk voor het vaststellen van de kwaliteit van alle doorstroomtoetsen en de toelating van een doorstroomtoets. Stichting Cito zal het CvTE hierbij ondersteunen.
  • Stichting Cito wordt verantwoordelijk voor het maken van de overheidstoets die aangeboden zal worden naast de doorstroomtoetsen van private aanbieders.

 

Over de auteurs: 
Tamara van Schilt-Mol
Dr. T.M.M.L. van Schilt-Mol is lector Eigentijds beoordelen en beslissen bij het onderzoeksteam Kwaliteiten van Leraren, onderdeel van de Academie Educatie van de HAN University of Applied Sciences. Zij is daarnaast verbonden aan de Master Toetsdeskundige van Fontys Hogescholen.

Marie-Anne Keizer-Mittelhaëuser
Dr. M. Keizer-Mittelhaëuser is projectmanager Toetsen Primair Onderwijs bij de divisie Centrale Toetsen en Examens bij Stichting Cito.